Vertrouwen
Vertrouwen in de ander lijkt vaak het probleem te zijn, maar in bijna alle gevallen is een gebrek aan vertrouwen in de ander een gevolg van een dieper gebrek aan vertrouwen in jezelf, of dat nu geschonden is of niet. Vertrouwen lijkt iets te zijn wat je kunt ‘waarnemen’, en dat is dan ook vaak de reden dat je het als probleem omschrijft. Wat in mijn beleving echter zeker niet betekent dat vertrouwen daadwerkelijk het probleem is.
Een tekort
Bij een tekort aan vertrouwen projecteren we dit vaak op de ander. De conclusie is dan: “De ander is niet te vertrouwen.” Maar klopt dat wel? Gaat het echt om de ander? En waarom zou ik moeite hebben met het vertrouwen van de ander, als ik voldoende vertrouwen in mezelf en de situatie heb?
Zou het kunnen dat jij door alles wat je hebt meegemaakt, misschien minder vertrouwen hebt in jezelf, terwijl je denkt dat dit niet het geval is? Heb je daar wel eens bij stilgestaan? Als je nu niet genoeg vertrouwen in jezelf hebt, hoe kun je dan genoeg vertrouwen hebben in de ander? Durf je een ander wel te vertrouwen als je jezelf niet echt vertrouwt?
Vertrouwen bij mij
Wanneer ik geen vertrouwen meer heb in een ander, ben ik vaak onbewust ook bang. Bang dat ik niet goed genoeg ben, of dat er iets gaat gebeuren wat ik misschien niet aankan. En als ik bang ben, compenseer ik dit in mijn gedrag. Ik sluit me bijvoorbeeld af of kom strikter over dan hoe ik me werkelijk voel.
Als ik weinig (zelf)vertrouwen heb, vind ik het vaak moeilijk om me in grote groepen te begeven. En als ik dat wel doe, wil ik graag iemand naast me hebben voor steun, of de mogelijkheid hebben om weg te gaan wanneer ik dat wil. Ik zoek dan een maatje, een partner of een vriend die aandacht voor me heeft. Tegelijkertijd kan ik het ook fijn vinden om alleen te zijn, omdat dat me rust geeft. Als ik niet veel vertrouwen in mezelf heb, let ik constant op de mensen om me heen en probeer ik situaties voorspelbaar te maken.
Een beeld
Hoe komt het dan zover dat mijn (zelf)vertrouwen laag is? Stel je voor dat je als kind werd afgewezen door je ouders. In veel gevallen gebeurt dat onbedoeld. Ouders keuren dan onbewust het kind zelf af in plaats van het gedrag. Een ouder zegt bijvoorbeeld: “Je bent een moeilijk kind”, in plaats van: “Ik hou van je, maar ik vind je gedrag niet fijn.” Dit verschil is enorm. Wanneer een kind afwijzing ervaart in wie het is, ervaart het pijn en trekt het zich terug.
Afwijzing, ook wanneer die onbedoeld is, kan later leiden tot buitensluiting in groepsverband. Dit ervaren als kind kan je zelfvertrouwen blijvend schaden.
Bedreigend
Buitensluiting is voor het brein een van de meest bedreigende situaties, omdat het direct de overlevingskansen bedreigt. Denk aan een groep herten op de savanne; het dier dat wordt buitengesloten, is het makkelijkst ten prooi aan roofdieren. Zo is buitensluiting biologisch gezien zeer bedreigend.
Ervaringen van afwijzing en buitensluiting zijn dus bedreigend voor ons systeem. Wanneer dit aanhoudt, ervaar je dat je voortbestaan in gevaar is en verzet je je hiertegen. Je probeert de verbinding te herstellen, maar door herhaalde afwijzing raak je gefrustreerd en ga je negatieve aandacht vragen. Dit gedrag leidt er vaak toe dat de ander jou daadwerkelijk afwijst of buitensluit, omdat het voor hen ook moeilijk vol te houden is.
Het gevolg
Als dit patroon blijft aanhouden, kun je uiteindelijk gaan geloven dat niemand te vertrouwen is. Je voelt je onbegrepen en alleen, en hebt mogelijk geen sterke banden meer met vrienden of familie. Dit veroorzaakt diepe pijn, ook al ben je misschien rationeel sterk en kun je alles verklaren.
Herstel van vertrouwen
Als je jezelf herkent in dit verhaal, besef dan dat vertrouwen in anderen hersteld kan worden door eerst het vertrouwen in jezelf te herstellen. Vraag jezelf af: “Als ik echt op mezelf zou vertrouwen, waarom laat ik degenen van wie ik hou dan niet helemaal toe?”
Martin, Zelfbewustzijn